Broeder Sjuul het ijskonijn
Ik ben Julian Hooikaas, geboren in 1998 dat is nog heel jong voor een zorgverlener. De zorg heeft me niet altijd getrokken, ik wilde trein machinist worden tot het moment daar kwam dat ik maatschappelijke stage wilde gaan lopen in een verpleeghuis. Ik leerde een andere wereld kennen, een wereld vol hectiek, een wereld vol geluk maar soms ook van verdriet.
De zorg heeft me getrokken en zo begon ik aan mijn reis naar de wereld van een verzorgende. Ik heb de wereld naar een verpleegkundige ook geprobeerd, het beviel niet en hoe graag ik het ooit ook word blijf ik voor nu graag een goede verzorgende.
Van verpleeghuis tot psychiatrie en het ziekenhuis, ik ben werkzaam geweest in elk facet en ik weet precies wat er waar van me verwacht word. Dat maakt het voor collega’s simpel om samen met mij te werken. Ook ik ben niet alwetend dus ik hoor graag feedback en stel veelvuldig vragen als ik ergens niet mee bekend ben. Ik hou van een open werksfeer met daarin een teamverband maar ik ben ook zeker voor individualiteit.
Broeder Sjuul
De merknaam broeder Sjuul is ontstaan in mijn opleidingstijd, in mijn stage op de PG afdeling was Julian vaak niet te onthouden voor mijn cliënten/bewoners, Julian werd langzaam Juul en later Sjuul. Daarnaast riepen veel cliënten/bewoners gewoon Broeder, hier komt Broeder Sjuul vandaan. Toen ik zzp’er werd is broeder Sjuul een onderdeel van mijn leven geworden.
Het IJskonijn
Zorgverleners kennen mij als het ijskonijn, ik maak soms hele harde grappen die eigenlijk nog maar net kunnen. Ik kan ijskoud en zonder enig greintje gevoel naar een patiënt kijken. Ik kan mijn werk doen zonder dat ik daarbij word gestuurd door een mening, gevoel of andere factoren. Een ijskoude klinische blik, waardoor ik de constante stroom van ziektes, dood, verdriet, pijn en andere nare gewaarwordingen aan kan. Ik maak soms gekscherend de opmerking dat ik geen hart heb maar een vakje waar ik mijn autosleutels in op kan bergen.
Ik heb dan naast de titel Verzorgende IG de namen Broeder Sjuul en zuster, ook nog de bijnaam Lucia de B 2 omdat ik in de terminale zorg werk, het ijskonijn omdat ik die ijskoude gevoelloze klinische blik heb en de beroepsidioot omdat ik alles wil leren en doen.
Er zijn de afgelopen maanden maar drie mensen geweest die door de ijskoude blik drongen en me lieten huilen, de eerste was net voor covid-19 zijn intreden deed in Nederland.
Thea
Thea een jongedame van 43 jaar oud ligt voor mij te sterven, ik heb familie gebeld (Henk van 42, Milou van 6 en Mirjam van 7). Ze komen met gierende banden naar ons toe, zijn vrouw en hun moeder was zo snel zo hard achteruit gegaan dat ik het geen uur meer geef. Het is een kwestie van kwartieren voor Thea zal komen te overlijden.
Ik ken deze mensen goed, een maand of 4 daarvoor waren ze hier ook voor het zelfde. Maar Thea wilde nog niet dood en de verlenging van het leven wordt gespeeld. Vier maanden van afscheid. Zachtjes hoor ik achter mij de deur open gaan en samen met Henk komen de kinderen binnen, ik leg Henk uit wat ik denk en dat hij natuurlijk altijd kan bellen als hij mijn hulp nodig heeft.
Voor ik weg loop komt Mirjam naar me toe en zegt: “Gaat mama dood?” ik antwoord dat ik dat wel denk maar dat ze maar moet kletsen tegen mama want dat hoort ze nog wel. Ik blijf even kijken en hoor Mirjam zeggen: “Het is goed mama, we worden wel gelukkig met zijn drieën. Je hoeft niet te vechten.” Alsof ik een dolk door mijn ruggengraat heen kreeg schoten de tranen in mijn ogen, ik wist niet hoe snel ik die kamer uit moest komen en de post in moest rennen waar ik als klein kind heb zitten huilen, mijn collega’s die geschrokken naar me keken vroegen wat er was en ik kon het niet over mijn lippen krijgen welk beeld ik voor mijn ogen zag.
Tom
De tweede die me heeft laten janken was Tom. Jullie weten nog wel die patiënt met zaadbal kanker (niet? Lees het hier). Hij vertelde ’s middags dat veel van zijn vrienden niks van zich lieten horen, ik heb anderhalf uur over zijn leven zitten praten. Het is de volgende dag dat ik hem om 7 uur, (lig je in het ziekenhuis moet je nog vroeg je nest uit) uit zijn bed sta te trommelen. Ik zeg: “en goed geslapen?” en hij zegt “ja dankjewel,” Tom doet me denken aan iemand dus ik vind het al wat lastig. In een split second staat hij op en in zijn onderbroek geeft hij mij een knuffel en zegt: “Dat je de tijd voor me hebt genomen.”
Mijn ogen zijn vochtig als hij me loslaat uit die knuffel en ik excuseer me dat ik even wat moet doen. Daar kwamen de waterlanders weer, het enige wat ik kan denken is: ‘doe normaal jij melancholische gek, niet janken.’ Maar die knuffel zorgde ervoor dat het complete Antarctica rond mijn hart smolt en ja dat smelt water moest ergens heen. Met dikke rooie ogen van het janken loop ik terug en doe de metingen, ik zeg alleen maar ‘sorry’ en hij zegt ‘Geeft niks, ik snap het.’