Jeugdbeschermer Susanne Meier

”Sinds corona in ons land is, is er een onderscheid gekomen in beroepen”

Essentiële en niet essentiële beroepen

Sinds corona in ons land is, is er een onderscheid gekomen in beroepen. Namelijk essentiële en niet-essentiële beroepen. Voor iedereen is duidelijk dat een ambulancebroeder, politieagent of huisarts essentieel is. En natuurlijk is het belangrijk dat de vakken in de supermarkten gevuld blijven en dat de treinen worden bestuurd, zodat de essentiële mensen naar hun essentiële beroepen kunnen reizen.

Ook mijn beroep valt in de categorie essentieel. Dat betekent dat ik soms nog naar kantoor kan, met meer dan twee mensen op bezoek mag komen (in functie dan natuurlijk) en een werkgeversverklaring heb om mij tijdens de avondklok buiten te mogen ophouden.

Mensencontact: moeilijk te vermijden in een sector vol met socialiteit.

Mijn naam is Susanne Meier en ik werk in de jeugdzorg als jeugdbeschermer bij Samen Veilig Midden-Nederland. Werken met mensen dus. Dat werkt het beste als je deze mensen kunt zien en spreken, echt ervaren hoe zij onderling met elkaar omgaan. Werken met mensen in de breedste zin van het woord. Mijn cliënten zijn natuurlijk mensen, maar om hen de meest passende zorg te kunnen bieden, moet ik veel overleggen met andere mensen. Die daar weer verstand van hebben. Wekelijks zijn er vergaderingen met het team, de locatie, een werkgroep of de maatjes. Ook allemaal mensen. Ten slotte worden wij als jeugdbeschermers ook met enige regelmaat verwacht op de rechtbank, met, je raadt het al, ook allemaal mensen. En laat menselijk contact nu hetgeen zijn wat zo gevaarlijk is in deze tijd, omdat het coronavirus zich tijdens dit contact vrij voelt om over te springen. Met alle gevolgen van dien.

Ontwikkelingsbedreiging

Als jeugdbeschermer kom je in een gezin als er sprake is van een zogeheten ontwikkelingsbedreiging. Dat kan zijn omdat kinderen worden mishandeld, of als er sprake is van een ingewikkelde scheiding. Er zijn zaken waarin ouders kampen met psychische problemen en hierdoor niet voldoende veiligheid kunnen bieden. Er zijn jongeren die op het verkeerde pad raken door verschillende oorzaken, of kinderen/jongeren met eigen problematiek waardoor thuis blijven wonen lastig is. Natuurlijk zijn de zaken veel complexer dan hier beschreven… deze opsomming doet onze cliënten geen eer aan. Maar het laat wel zien dat wij inspringen in een, al dan niet chronische, crisis. Dat betekent dat het menselijk contact soms beladen of ingewikkeld is. Dit maakt het juist zo belangrijk om op een menselijk niveau contact te kunnen maken, omdat hierin de verbinding ontstaat die samenwerken mogelijk maakt.

”Ruzies zijn ook vreemd digitaal”

Een (tegennatuurlijk) digitale werkomgeving

Sinds corona is mijn werk wel wat ingewikkelder geworden. Nu menselijk contact zoveel mogelijk wordt afgeraden, zijn we afhankelijk van Teams, ZieJeWel en Zoom. Oftewel digitaal overleggen. Inmiddels heb ik de handigheden hierin wel ontdekt en lukt het negen van de tien keer om iedereen aan de digitale tafel te krijgen. Maar eerlijk is eerlijk, behelpen is het ook. De zo belangrijke interactie ontbreekt. Je ziet mensen wel, maar kunt ze niet in de ogen kijken. Hierdoor missen de gesprekken echte diepte. Het is lastig te zien wanneer iemand is uitgesproken en ook als iemand emotioneel wordt, dat is gek om op een scherm te zien. Ruzies zijn ook vreemd digitaal, omdat er tegen een scherm wordt geschreeuwd en structuur bewaren in een ingewikkeld gesprek met hoog oplopende emoties ook lastig is via een laptop.

”Spontane reacties worden eigenlijk onmogelijk gemaakt, omdat je tijdens het verhaal van een ander op ‘mute’ moet staan”

Ook met collega’s lopen we hier tegen aan. Hoewel onze vergaderingen een stuk efficiënter en dus sneller verlopen, mist er iets. De gezellige kletspraatjes en grapjes die gemaakt werden tijdens de live vergadering. De koekjes die soms meegenomen worden en de kleine roddels die het delen eigenlijk niet waard zijn en dus digitaal ook niet gedeeld worden. Spontane reacties worden eigenlijk onmogelijk gemaakt, omdat je tijdens het verhaal van een ander op ‘mute’ moet staan. Als je dan eens spontaan reageert, hoort niemand je omdat je geluid nog uit staat.

Wat iets minder ingewikkeld, maar wel vreemd en ongemakkelijk is, zijn de gesprekken die nog wel op kantoor of elders mogen plaatsvinden. Iedereen met een mondkapje op een kamer in (wel opletten dat het er niet meer zijn dan toegestaan). Mondkapje af en in gesprek, terwijl we elkaar aankijken door een ingenieus opgehangen kuchscherm. Mij doet het altijd denken aan een Amerikaanse gevangenis, waar het bezoek en de gevangene ook door een scherm van elkaar gescheiden zijn.

Maar ondanks de bovenstaande beperkingen mag ik eigenlijk niet klagen. Want de essentie van mijn werk gaat gewoon door; contact met mensen. Ik merk dat alles went en dat we met z’n allen flexibeler zijn dan we denken. Als ik mezelf vergelijk met mensen die bijvoorbeeld al een jaar niet meer op hun werk zijn geweest, prijs ik mezelf gelukkig met mijn wekelijkse kantoordag. Of als ik denk aan de mensen die in de frontlinie van de zorg staan, ben ik blij met alle digitale middelen die het werk mogelijk maken zonder steeds bloot te staan aan besmetting.

Cliënten ervaren het zwaarder

Daarnaast ben ik ook van mening dat deze manier van werken specifiek en de corona-crisis in het algemeen voor onze cliënten veel zwaarder is dan voor ons. Zij hebben te maken met een jeugdbeschermer die in hun leven grijpt, maar die zij alleen in het echt zien als het ‘noodzakelijk’ is. Dat betekent in de praktijk als er gedoe, crisis of plat gezegd ‘stront aan de knikker’ is. Niet fijn. Ook hebben zij soms te maken met ingewikkelde omgangsregelingen met hun kinderen vanwege aangescherpte maatregelen. Ook zijn er jongeren die op een groep wonen waarbij bezoek ontvangen en op verlof gaan ineens ingewikkeld is vanwege besmettingsgevaar. Maar ook zij slaan zich er doorheen, met elkaar komen we deze crisis wel door.

Hopen op…

Ik denk wel dat een ieder blij zal zijn, als de jeugdbeschermer weer lekker vaak kan langskomen, ook als er niets ernstigs aan de hand is. We weer overleggen kunnen hebben met meer mensen dan eigenlijk in een ruimte passen en dan verzuchten ‘het wordt wel erg knus zo’. We zonder mondkapjes bij elkaar in de auto kunnen en omgangs- en bezoekregelingen weer afhankelijk zijn van de situatie in een gezin en niet van het aantal snottebellen of kuchjes van betrokkenen. Ook is het fijn om weer gewoon verkouden te kunnen werken en niet met een grote boog om je collega’s te hoeven heen lopen als je ze in de gang tegenkomt. Kortom, tijd voor een coronatijd waarin we waarderen wat we hadden en het nieuwe normaal weer speciaal wordt.